Commerciële verpleeghuizen: feiten en misverstanden ontrafeld

door | mei 29, 2024 | Algemeen

De laatste tijd wordt er veel geschreven over ‘commerciële verpleeghuizen’. Laura van der Spa is bestuurslid bij Vereniging SPOT en Manager Bedrijfsvoering bij Futura Zorg, en schreef dit artikel aan de hand van de vragen die het label ‘commerciële verpleeghuizen’ oproept. Kleinschalige woonzorgvoorzieningen maken geen exorbitant veel winst, de huisarts heeft geen extra belasting en er wordt persoonsgerichte zorg geleverd met oprechte aandacht in de vertrouwde thuisomgeving van de oudere. 

Het label ‘commerciële verpleeghuizen’ roept veel vragen op. Wat is een commercieel verpleeghuis? Weten schrijvers van dergelijke artikelen het verschil tussen een verzorgingshuis en een verpleeghuis, tussen intramurale en extramurale zorg, tussen een prestatie inclusief en een prestatie exclusief behandeling? Daar lijkt het niet op.

Intramurale zorg

Bij het afschaffen van de verzorgingshuizen is tevens afscheid genomen van het afgeven van de indicaties VV1, VV2 en VV3; de indicatie voor ouderen met een lichte ondersteuningsvraag. Van deze ouderen wordt nu verwacht dat zij met hulp van het eigen netwerk, algemene voorzieningen in de buurt, huishoudelijke ondersteuning vanuit de Wmo en, waar nodig, thuiszorg vanuit de Zvw of de Wlz langer thuis blijven wonen. Heeft de oudere een indicatie VV4 of hoger dan kan de oudere kiezen voor een opname in een regulier verpleeghuis. Bij een opname in een regulier verpleeghuis gaat de component ‘verblijf’ een rol spelen. Kortgezegd: woont de oudere in een verpleeghuis, dan worden niet alleen de zorgkosten vanuit de Wlz betaald, maar ook de huisvestingskosten. De oudere zegt immers de huur van de eigen woning op of verkoopt de eigen woning om te verhuizen naar het verpleeghuis. Dit heet ‘intramurale zorg’.

Als we kijken naar de betaalbaarheid van zorg in de toekomst, dan is dit een belangrijke knop waaraan gedraaid kan worden. Want waarom zou iemand die gisteren nog zijn eigen huur kon betalen of net een eigen huis heeft verkocht (waarvan vaak de hypotheek al volledig is afgelost) vandaag moeten leunen op maatschappelijke gelden? Uiteraard is hier de inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor in het leven geroepen, maar dit dekt bij lange na de kosten niet voor de vastgoeduitdagingen waar de reguliere verpleeghuizen voor staan.

Extramurale zorg

En zo is de term ‘scheiden wonen & zorg’ ontstaan. Laat mensen, waar zij dit kunnen, zelf voorzien in hun huisvesting en voorzie hen daar waar zij wonen van passende zorg. Dit geeft het woord thuis een andere lading dan de lading die we hier vanuit onze eigen emotie aan geven. Bij thuis denken we aan de omgeving waar we herinneringen hebben gemaakt met hen die ons lief zijn. Maar thuis is ook de omgeving die past bij de levensfase waarin we ons op dat moment bevinden. Thuis is waar we ons thuis voelen, omdat we onze eigen spulletjes om ons heen hebben, zelf bepalen hoe we ons leven leiden en mensen om ons heen verzamelen met wie we herinneringen delen en nieuwe herinneringen maken. Thuis is de plek waar we ons comfortabel en veilig voelen en de plek waar we willen zijn als het leven eindigt. Op het moment dat zorg thuis wordt ontvangen vanuit de Wlz, dan heet dit ‘extramurale zorg’.


“De indicatie zegt niets over of de zorg intramuraal of extramuraal passend is”

De beweging ‘scheiden wonen & zorg’ heeft geleid tot tal van visies, opdrachten, uitdagingen, hoofdlijnen, programma’s en wat zo niet meer die er allemaal toe leiden dat de schaarse verpleeghuisplekken beschikbaar blijven voor die ouderen die dat écht nodig hebben. Maar ja, wie zijn dat dan? En wie bepaalt dat? De ene oudere met Alzheimer en een VV5-indicatie heeft vooral behoefte aan hulp bij het opstaan, wassen en aankleden, hulp bij het invullen van de dagstructuur en een veilige leefomgeving. Terwijl de andere oudere met Alzheimer en een VV5-indicatie een continue drang ervaart om naar buiten te lopen en daarmee een gevaar voor zichzelf vormt. Kortom, de indicatie zegt niets over of de zorg intramuraal of extramuraal passend is. Maar wat dan de graadmeter is of wordt om te bepalen wie in aanmerking komt voor die schaarse plek in het verpleeghuis, is nog een groot raadsel.

Ontstaan van verschillende soorten woonvormen

Sinds de tijd dat de verzorgingshuizen in de ban zijn gedaan, is er een flinke krapte op de woningmarkt ontstaan en is er een groot tekort aan woningen die geschikt zijn voor ouderen. Vanuit die eerder genoemde visies, opdrachten, uitdagingen, hoofdlijnen en programma’s is een duidelijke ontwikkelopdracht naar voren gekomen: er moeten meer woningen gebouwd worden voor ouderen. Door zo’n ontwikkelopdracht gaan de creatieve breinen draaien en ontstaat een uiteenlopend palet aan woonvormen: aanleunwoningen, serviceflats, knarrenhofjes, woonzorgzones, geclusterde woonzorgvoorzieningen, zorgvilla’s, gespikkelde woonzorgvoorzieningen, verpleeghuizen 3.0, etc. Al deze woonvormen hebben de volgende zaken met elkaar gemeen:

  1. De ouderen die hier wonen betalen zelf de huur van hun woning.
  2. De ouderen passen met hun zorgvraag bij een ‘open’-concept. Dat wil zeggen dat zij zelf in en uit kunnen lopen.
  3. De ouderen ontvangen passende zorg van een professionele zorgorganisatie.

De zorgorganisaties die de zorg leveren binnen deze verschillende woonvormen leveren een breed spectrum aan ondersteuning en professionele zorg waarmee bijgedragen wordt aan de kwaliteit van leven van de oudere. Denk hierbij aan hulp bij uit bed komen, wassen en aankleden, medicatieverstrekking, schoonmaken van de woonruimte, verzorgen van was en strijk, eten en drinken en het bieden van dagstructuur.

Maar nog veel meer gaat het om de persoonlijke aandacht, de medewerkers die het levensverhaal van de oudere kennen, de ouderen die elkaar kunnen opzoeken voor een praatje, de activiteiten die georganiseerd worden om mensen met elkaar in contact te laten komen. En niet te vergeten de veiligheid voor de ouderen. 24 uur per dag (dus ook in de nacht!) is hulp nabij. Deze nieuwe woonvormen zijn vaak voorzien van de nieuwste technologische snufjes om de oudere – op een voor diens comfortabele manier – in de gaten te houden, zodat hulp geboden kan worden waar nodig. Bij deze zorgorganisaties werken naast koks, huishoudelijk medewerkers, welzijnsmedewerkers en zorgondersteuners, ook gediplomeerde helpenden (plus), verzorgenden en verpleegkundigen. Deze zorgorganisaties moeten namelijk ‘gewoon’ aan alle eisen voldoen die wet- en regelgeving ook hen voorschrijft.

Triage uitgevoerd door een zorgprofessional

Wat deze zorgorganisaties niet hebben, is een geriater of specialist ouderengeneeskunde in huis. Traditionele verpleeghuizen hebben vaak wel een behandeldienst onder leiding van een geriater of specialist ouderengeneeskunde. Daarom ontvangen deze zorgorganisaties een vergoeding voor de geleverde prestatie exclusief behandeling, waar traditionele verpleeghuizen een vergoeding ontvangen voor de prestatie inclusief behandeling.


“Extra belasting voor de huisarts? Zeker niet!”

Ouderen die in een woonvorm wonen waar zij zelf de huur betalen, wonen voor de wet thuis en ontvangen dus extramurale zorg. Voor zorg die verder gaat dan de verpleging en verzorging die zij van hun zorgorganisatie ontvangen, vallen zij onder de verantwoordelijkheid van hun eigen huisarts. Een extra belasting voor de huisarts? Zeker niet! De oudere was al patiënt bij deze huisarts toen de oudere nog in het huis woonde waar de oudere al die mooie herinneringen heeft gemaakt met hen die hem lief zijn. Nu woont de oudere in een nieuw thuis passend bij de nieuwe levensfase en met extra zorg en ondersteuning in de nabijheid. De oudere houdt de huisarts die hij al had en ontvangt extra zorg en ondersteuning van professionele zorgmedewerkers. Dat betekent dat voor alle vragen waar voorheen de huisarts als eerste voor werd gebeld, nu eerst een zorgprofessional wordt geraadpleegd.

Dit heeft als resultaat dat de huisarts alleen nog wordt gebeld als het écht nodig is én dat de informatie richting de huisarts completer is. De triage is immers al uitgevoerd door een zorgprofessional. Is de vraag uiteindelijk voor de huisarts ook te specifiek, dan wordt alsnog de hulp van een specialist ouderengeneeskunde ingeroepen met wie de zorgorganisatie altijd een overeenkomst heeft.

Het einde van het leven

Voor het gros van de ouderen is het verhuizen naar één van eerder genoemde woonvormen de start van de laatste fase van het leven. De betrokken zorgprofessionals maken goede afspraken met de oudere over het levenseinde en begeleiden de oudere ook in de palliatieve fase. Vaak wordt de oudere ook thuis opgebaard en vindt van daaruit de uitgeleide plaats. Voor vele ouderen precies hoe zij het einde voor ogen hadden.

Maar het leven loopt niet altijd zoals we dat zelf graag zien. Op het moment dat de oudere dermate achteruit gaat dat de veiligheid voor de oudere of voor diens omgeving in gevaar komt, dan kan een opname in een traditioneel verpleeghuis een onvermijdelijke stap zijn. Denk hierbij aan een oudere met dementie die vaak wegloopt en hiermee zichzelf in gevaar brengt, een oudere met dementie die agressief gedrag vertoont naar andere ouderen in de woonvorm of een oudere die afhankelijk is geworden van beademingszorg. Dit zijn zeer trieste uitzonderingen op de regel en daarom doen de zorgmedewerkers er alles aan om een nieuwe verhuizing voor de oudere te voorkomen.

Zijn deze woonvormen duur?

Dat is een vraag die iedere oudere voor zichzelf moet beantwoorden. Heeft de oudere net een volledig hypotheekvrij huis verkocht en gunt hij zichzelf nog een fijne tijd in een statige woonvilla aan een mooi park, dan heeft hij groot gelijk! Maar er zijn ook tal van kleinschalige woonzorgvoorzieningen die niet in een statige villa aan een mooi park gevestigd zijn. Wat ze allemaal gemeen hebben, is dat er veel meer wordt geleverd dan de kale huur van een appartement. Ga je dus de prijzen vergelijken, vergeet dan niet eerst de appels om te rekenen naar peren of andersom. Bij de huur van een appartement in een kleinschalige woonzorgvoorziening zit vaak inbegrepen: kosten voor water en energie, al het eten en drinken dat niet onder de zorgkosten wordt vergoed, kosten voor tv, internet en telefoon, inboedel- en aansprakelijkheidsverzekering, onderhoud van het pand en de tuin, gemeentelijke heffingen, deelname aan activiteiten en materialen voor activiteiten en de kosten voor domotica en alarmeringsdiensten. En moeilijker in geld uit te drukken: het veilige gevoel voor de oudere en diens naasten omdat 24-uurs hulp in de directe nabijheid is.


“Ga je de prijzen vergelijken, vergeet dan niet eerst de appels

om te rekenen naar peren”

Kortom, kleinschalige woonzorgvoorzieningen leveren zorg aan ouderen die zelf de huur van hun appartement betalen. Voor het leveren van deze zorg ontvangen zij een compleet andere vergoeding dan het traditionele verpleeghuis; de kleinschalige woonzorgvoorzieningen leveren immers zorg exclusief verblijf en exclusief behandeling. Zij ontvangen een vergoeding voor hetgeen zij doen: het leveren van persoonsgerichte zorg en oprechte aandacht in de vertrouwde thuisomgeving van de oudere.

Is het woord ‘commercieel’ hierbij relevant? Nee, met uitzondering van de sociale huurwoningen, huur je in Nederland per definitie je huis van een commerciële partij. Maken kleinschalige woonzorgvoorzieningen exorbitant veel winst? Nee, het gros van de kleinschalige woonzorgvoorzieningen is ontzettend trots op een heel klein plusje onder aan de streep. Er zijn vast uitzonderingen op deze regel, maar laat dat niet de beeldvorming van een complete beroepsgroep vertroebelen. Zeker niet omdat we hen zo hard nodig hebben om de langdurige zorg toegankelijk en betaalbaar te houden.

Auteur: Laura van der Spa