Op 2 juni jl. heeft SPOT gereageerd op een concept-rapport van de NZa waarin de uitkomsten van een onderzoek naar integrale prestaties wijkverpleging 2025 zijn opgenomen. In dit onderzoek, uitgevoerd in opdracht van VWS, heeft de NZa de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het regulier maken van de integrale prestaties voor wijkverpleging binnen de huidige wet- en regelgeving getoetst. De integrale prestaties in de wijkverpleging voegen meerdere soorten zorg, te weten persoonlijke verzorging en verpleging, samen onder een nieuwe prestatie met een eigen tarief.
De NZa ziet belangrijke meerwaarde in het regulier maken van de huidige experimentprestatie: één integrale prestatie met een vrij tarief. Niettemin ziet de NZa risico’s voor het niet-gecontracteerde deel van de zorg.
SPOT is het in grote lijnen eens met de uitkomsten van het onderzoek maar heeft stellig gereageerd op een opmerking in het rapport dat niet-gecontracteerde zorgaanbieders gemiddeld meer dan twee keer zoveel uren zorg per cliënt besteden dan gecontracteerde zorgaanbieders. In de rapportage komt niet of nauwelijks aan de orde waarom ongecontracteerde zorgaanbieders gemiddeld twee keer zoveel uren schrijven. Het is evenmin duidelijk of er eerder onderzoek is gedaan naar de redenen waarom ongecontracteerde zorgaanbieders gemiddeld twee keer zoveel uren schrijven.
Regelmatig ontvangt SPOT signalen dat gecontracteerde zorgaanbieders (onrendabele) cliënten met een verhoogde zorgvraag doorschuiven naar niet-gecontracteerde zorgaanbieders. We vinden het daarom belangrijk dat nader wordt onderzocht wat de oorzaken zijn van de meeruren bij niet-gecontracteerde zorgaanbieders. Zolang er geen gekwalificeerd onderzoek heeft plaatsgevonden vinden we dat een opmerking over de dubbele zorguren bij ongecontracteerde zorgaanbieders zonder nadere duiding niet thuishoort in het rapport. Hiermee wordt immers de indruk gewekt dat alle niet-gecontracteerde zorgaanbieders inefficiënt/ondoelmatig zorg verlenen, terwijl er andere oorzaken aan de extra tijdsbesteding ten grondslag kunnen liggen.
Naar verwachting wordt de definitieve rapportage in juli aan VWS toegezonden en daarna openbaar gepubliceerd.